“Aden, hof van Eden?
So far, so good maar daarmee is de ellende nog niet voorbij!
Ik loop naar het eerste hotel: “full.” Zo ook het tweede, het derde, de hele rij. Is er een complot in het spel? Het kan toch niet dat al deze, toch wel grote etablissementen van vier of vijf verdiepingen volzet zijn? Ik had al gelezen dat er “een schreeuwend tekort” is aan hotels in Aden maar ik heb een sterk vermoeden dat ze gewoon geen “vrouw alleen” in hun huis willen! Misschien zien ze in mij wel een Russische prostituee? Ze zijn overal te vinden in het Midden-Oosten, tot in Iran toe, dus waarom hier niet? Voor die rol voel ik echter bijzonder weinig en ik geloof ook niet dat ik ervoor in aanmerking kom.
Ik ben doodop en ten einde raad en heb veel zin om hier op de stoep een potje te zitten huilen. Ik voel me net als de bijbelse Maria, voor wie er ook geen plaats was in de herberg. Toch is er één groot verschil : ik ben niet hoogzwanger, zelfs geen klein beetje! Die laatste positieve gedachte krikt me meteen op.
Mijn arme ik heeft nu genoeg aandacht gekregen; zelfmedelijden heeft me nog nooit vooruit geholpen en ik raap al mijn moed samen. Ik zal op het einde van deze lange straat, aan de verkeerslichten een taxi nemen naar een adres uit mijn reisgids, al weet ik niet in welk stadsdeel ik me nu bevind. Het lijkt me het proberen waard. Ik slenter opnieuw de rij hotels langs, mijn reistas achter me aan rollend.
En dan geschiedt een wonder… “
So far, so good maar daarmee is de ellende nog niet voorbij!
Ik loop naar het eerste hotel: “full.” Zo ook het tweede, het derde, de hele rij. Is er een complot in het spel? Het kan toch niet dat al deze, toch wel grote etablissementen van vier of vijf verdiepingen volzet zijn? Ik had al gelezen dat er “een schreeuwend tekort” is aan hotels in Aden maar ik heb een sterk vermoeden dat ze gewoon geen “vrouw alleen” in hun huis willen! Misschien zien ze in mij wel een Russische prostituee? Ze zijn overal te vinden in het Midden-Oosten, tot in Iran toe, dus waarom hier niet? Voor die rol voel ik echter bijzonder weinig en ik geloof ook niet dat ik ervoor in aanmerking kom.
Ik ben doodop en ten einde raad en heb veel zin om hier op de stoep een potje te zitten huilen. Ik voel me net als de bijbelse Maria, voor wie er ook geen plaats was in de herberg. Toch is er één groot verschil : ik ben niet hoogzwanger, zelfs geen klein beetje! Die laatste positieve gedachte krikt me meteen op.
Mijn arme ik heeft nu genoeg aandacht gekregen; zelfmedelijden heeft me nog nooit vooruit geholpen en ik raap al mijn moed samen. Ik zal op het einde van deze lange straat, aan de verkeerslichten een taxi nemen naar een adres uit mijn reisgids, al weet ik niet in welk stadsdeel ik me nu bevind. Het lijkt me het proberen waard. Ik slenter opnieuw de rij hotels langs, mijn reistas achter me aan rollend.
En dan geschiedt een wonder… “